ICE in de wachtkamer
De persoon die over 88 jaar het jubileumboek “100 jaar ICE” gaat schrijven, moet zich tegen die tijd toch afvragen of de hele wereld een eeuw geleden zo dynamisch en turbulent was of alleen de voorlopers van InterContinental Exchange. De auteur kan in ieder geval starten met “Er waren eens drie beurzen in Parijs, Brussel en Amsterdam die in 2000 samenklonterden tot Euronext”. Prachtige anekdotes zullen voorhanden zijn over het nieuwe overkoepelende handelssysteem NSC dat in 2002 werd uitgerold en de snelle uitbreiding met de beurs van Lissabon en het Londense LIFFE in het zelfde jaar. Veel smeuïge details over de poging van Deutsche Börse in 2005 om Euronext in te lijven en heroïsche verhalen over de poging van NYSE in 2006 die wel succes had.
ICE heeft 6,5 miljard Euro over voor deze samensmelting van beurzen, handelsplatformen en afwikkelingsinstituten. Een fors bedrag voor een bedrijf dat in vergelijking met de NYSE-Euronext stichters praktisch geen geschiedenis kent maar na de oprichting in 2000 snel groter is geworden door fusies en overnames.
Vraag is natuurlijk: waarom doet ICE opnieuw een poging nadat in 2011 een vijandig bod werd ingetrokken uit angst voor een afkeuring door de SEC omdat de nieuwe combinatie te dominant zou worden? ICE ziet waarschijnlijk nog steeds enorme synergievoordelen en zal die, net als Deutsche Börse in 2005, met name op het vlak van de afwikkeling/clearing zien. Niet zo heel gek. ICE is sterk in het afwikkelen van interest derivaten en kan NYSE-Euronext helpen op dit vlak in Amerika. De Dodd Frank Act maakt dat op dit moment lastig. Andersom kan NYSE-Euronext een helpende hand bieden waar het de handel en clearing van Europese derivaten betreft.
Waarom ICE de goedkeuring van de SEC nu rooskleuriger inschat komt nog niet uit de verf maar daar zal ongetwijfeld een goede reden voor zijn. Wellicht eentje die veel masseerwerk vereist. Het zou wel eens een langlopend verhaal kunnen gaan worden.