Lage clearingkosten, hoger risico

Lage clearingkosten, hoger risico

De effectenbranche kent veel prachtig vakjargon en mystieke omschrijvingen. Clearing is zo’n vakterm. En de laatste tijd volop in het nieuws.

Een partij die clearingdiensten aanbiedt, staat tussen de koper en verkoper van effecten in en geeft aan beiden de garantie af, dat de tegenpartij aan zijn verplichtingen zal voldoen. De koper krijgt altijd zijn aandelen (mits hij betaalt) en de verkoper zijn centjes (mits hij de effecten levert). De clearingpartij stelt zich in feite garant en neemt het risico over dat een van de spelers vals speelt.

De clearingpartij doet dat niet voor niets. De effectenstelling die van haar diensten gebruik maakt (zoals een bank), ontvangt een factuur, die uiteindelijk als onderdeel van de provisie, commissie of beheerfee aan de belegger wordt doorbelast.

Nog niet zo lang geleden was het aantal clearingpartijen beperkt. Specifieke nationale vereisten maakten het praktisch onmogelijk de grens over te steken en vergaande samenwerkingsverbanden aan te gaan. De zogenaamde Giovannini Group (ook al zo’n indrukwekkende naam) heeft dit in 2001 als obstakel bestempeld voor efficiënte grensoverschrijdende clearing en er toe bijgedragen dat het landschap inmiddels is veranderd. Zo verzorgt LCH.Clearnet inmiddels de clearing voor de beurzen van Parijs, Amsterdam en Brussel en heeft de eigenaar van deze marktplaatsen (NYSE-Euronext) aangegeven zélf een clearinghuis te willen oprichten. Concurrentie ten top met een voor de belegger gunstige prijzenoorlog als gevolg.

De toenemende roep om vanuit een behoefte aan transparantie het clearingprincipe op meer producten toe te passen dan vandaag de dag zal het aantal aanbieders van clearingdiensten alleen maar doen toenemen. Alleen al kijkend naar een groot deel van de derivatenmarkt die U$600.000 miljard groot is, is daar weinig fantasie voor nodig.

Ook de zogenaamde “European Code of Conduct for Clearing and Settlement”, zeg maar een gedragscode die in 2006 is opgesteld, streeft naar het slechten van de Giovannini-barrières. Onder andere door te stimuleren dat clearingpartijen onderlinge verbanden aangaan en elkaar toegang verschaffen tot elkaars systemen. Interoperabiliteit met een mooi woord. Ook op dat vlak heeft de markt de handschoen opgepakt en zijn inmiddels meerdere grensoverschrijdende initiatieven tussen clearinghuizen opgestart.

Barrière geslecht, consument blij, missie geslaagd. Zou je zeggen. Wat opvalt in de berichtgeving over deze ontwikkelingen is de stilte rondom de solvabiliteit van clearinghuizen. Zeker kijkend naar de banken die op dat punt voortdurend onder vuur genomen worden. Hoe diep zijn de zakken van organisaties als EMCF, LCH.Clearnet en SIX X-Clear? En wat is de invloed daarop van de verdergaande versnippering en kruisverbanden? In de woestijn is gelukkig een roepende te vinden: onze eigen DNB. Weggestopt in haar kwartaalbericht van juni 2010 waarschuwt zij voor de gevaren, het stijgende kredietrisico en de hogere kosten die met het bedwingen van deze risico’s gepaard gaan. Gebruld heeft DNB nog niet. Misschien zoeken ze er nog een mooie vakterm voor.

Reacties zijn gesloten.