Het nut van een manager
Vroeger gebruikte men veelal het woord “baas”; tegenwoordig roept dat te veel associaties op met een viervoeter en hanteren we liever de kreet “manager”. De inhoud van de functie is in essentie echter ongewijzigd: leider op het werk. Of, om in de gebezigde terminologie te blijven, het uitoefen van managementactiviteiten.
Wel is het begrip “management” de voorbijgaande jaren een eigen leven gaan leiden en kunnen we met een gerust hart spreken over een separate branche. Talloze bedrijven en instellingen bieden trainingen en opleidingen aan om de managementcapaciteiten bij te spijkeren, vele stromingen hebben evenzoveel managementstijlen en -modellen ontwikkeld en de stapels managementbladen, -sites en -boeken verraden een grote doelgroep.
De reusachtige managementtoren maakt dat de blikken naar boven worden gericht. De fundamenten krijgen daardoor amper aandacht en worden voor lief genomen. Dat gaat menig manager vroeger of later opbreken. Een kritisch manager durft in de spiegel te kijken en zichzelf hardop af te vragen wat de toegevoegde waarde is van zijn functie. Heeft die eigenlijk wel nut? Is de organisatie er bij gebaat? Een verstandige manager geeft vervolgens eerlijk antwoord.
Deze ondermijnende vragen moeten gesteld worden omdat de fundamenten zijn veranderd. Het feit dat de “baas” vervangen is door de “manager” vat dat treffend samen. Medewerkers zijn zelfstandiger geworden, staan veel meer op eigen benen, kennen een groter verantwoordelijkheidsgevoel en zijn zich bewust van de verwachtingen. Medewerkers “aan de hand leiden”, wat de Latijnse oorsprong is van “managen”, is in een ander daglicht komen te staan. Medewerkers willen meer gezien worden als kleine ondernemers die een eigen winkeltje draaiende houden als onderdeel van een supermarkt. De explosieve groei van ZZP’ers kan daar niet los van gezien worden.
De rol van manager c.q. leidinggevende is niet uitgespeeld. Hij zal zich echter bewust moeten zijn van de veranderde omgeving en zijn rol moeten aanpassen. Goede managers durven te concluderen dat zij geen manager “oude stijl” meer hoeven te zijn en meer toegevoegde waarde leveren door als vraagbaak te fungeren, informatie te verzamelen en, alleen als het nodig is, te escaleren.
De huidige trage kabinetsformatie fungeert als treffend voorbeeld. Nederland klimt zonder bestuurders langzaam uit een economisch dal. Een worsteling die met bestuurlijke aandacht niet sneller of beter zou verlopen. Wel wijzen verzamelde cijfers op een lege portemonnee en wordt het tijd dat de “staatsmanager” hiervoor de lijnen uitzet. Misschien moet een ZZP eens een poging wagen.