Geen punten voor EU
We zijn niet door! Of we met ‘sha-la-li’ het muzikale stempel zouden achterlaten waar we nog jaren aan herinnert zouden willen worden, is natuurlijk nog maar de vraag.
Toch verdient het Eurovisie Songfestival bewondering. Zeker in een periode dat de samenwerking tussen de Europese lidstaten sterk onder druk staat en landsgrenzen scherper worden ingetekend.
Zowel de Europese Unie als het songfestival kennen hun oorsprong in de jaren vijftig en waar de EU sindsdien 27 naties dichter bij elkaar heeft gebracht, lukt dat het muziekfestijn dit jaar met maar liefst 39 landen. De organisatie kent zelfs 57 leden waarvan er slechts 8 nog nooit een vertegenwoordiger op het podium hebben neergezet en er meerderen afkomstig zijn uit het Midden-Oosten en Noord-Afrika. De organisatoren zitten alles behalve stil en hebben met een Junior-editie en de introductie van halve finales de laatste jaren goed geprofiteerd van een sterk toegenomen interesse.
Kan het grote Europa iets leren van dit succesverhaal? Het vergelijk gaat op vele fronten uiteraard mank. Wel heeft de ‘song contest’ een opvallende ontwikkeling laten zien: een sterker en zelfs terugkerende voorkeur voor de eigen afkomst. Deelnemende landen zingen meer en meer in eigen taal en tonen graag waar ze vandaan komen (het orgel van Sieneke staat niet alleen). Het Eurovisie Songfestival heeft deze behoefte aan individualiteit prima opgevangen en de groeiende samenwerking daar niet onder laten leiden. Veel EU-ingezetenen geven daarentegen aan het gevoel te hebben, dat de EU haar bestaansrecht wil afdwingen door de identiteit van lidstaten in te binden. Terecht of niet, het levert maar weinig punten op.