Kraaltjes, spiegeltjes en goud
Goud staat voor rijkdom. Al sinds de ontdekking van de “koning der metalen” door de Egyptenaren wordt er een grote waarde aan toegedicht en heeft het door de eeuwen heen zijn aantrekkingskracht op de mensheid behouden. De “Gouden Standaard”, die een direct en concreet verband vereist tussen geld in omloop en de aangehouden goudvoorraad, is weliswaar verdwenen maar dat goud door centrale banken nog steeds als een van de belangrijkste financiële activa wordt gezien, is een feit. Reden dat in 1999 door Europese centrale bankiers de “Overeenkomst van Washington” werd ondertekend, die de waarde van goud moet stabiliseren en speculatie moet tegengaan.
De idee dat goud al lang geen grondstof meer is voor sieraden alleen, is juist maar klein in omvang. Als zuiver metaal is goud zacht en daardoor moeilijk te gebruiken voor industriële toepassingen. Voor zaken als legeringen, hoogwaardige connectoren, coating in de ruimtevaart en elektronische componenten is het goedje uitstekend geschikt maar zo’n 75 tot 80% van de wereldwijde jaarproductie wordt gebruikt voor menselijke versiering.
Soortgelijke percentages zijn van toepassing op de vraag wie het edelmetaal in bezit heeft. Van de, pak hem beet, 140.000 ton goud die ooit gedolven is, ligt minder dan een kwart in de kluizen van de centrale banken. Omgerekend naar huidige prijzen een mooi bedrag van meer dan 1 biljoen Euro maar in de schaduw van de waarde die het publiek etaleert.
In tijden van crisis en onzekerheid wordt het goud vaak opgezocht als veilige haven. Ook nu. Voor een zogenaamde troy-ounce (iets meer dan 31 gram) moet vandaag U$1.238 worden neergelegd waar dat bij het uitbreken van de crisis eind 2008 nog U$712 bedroeg. Vijf jaar geleden was U$416 zelfs al genoeg en in 2000 wisselde de troy-ounce al van eigenaar voor U$255.
Een prima rendement voor een glimmertje waarvan de waarde toch bovenal gebaseerd is op emotie. Als er sprake is van een luchtbel, heeft die in ieder geval een mooie uitstraling.