Leningen zijn niet privaat
Het is goed dat mensen, en organisaties waarin ze zich verenigd hebben, een kritische houding aannemen tegen ontwikkelingen die de privacy in gevaar brengen. Er worden veel persoonsgegevens uitgewisseld en opgeslagen en met de dunne digitale kluisdeuren in het post-papieren tijdperk is het goed over de schouder van de portier mee te kijken.
De aandacht focust zich helaas in toenemende mate op het afschermen sec van digitale data i.p.v. de ratio achter het toegankelijk maken hiervan. Minimaal zes belangenverenigingen verzetten zich tegen de komst van het “Landelijk Informatiesysteem Schulden” (LIS). Een door de tegenstanders omgedoopte “monsterdatabase” waarin alle (bank)schulden, betalingsachterstanden en wanbetalingen van elke Nederlandse burger worden geregistreerd. Doel van deze verzameling van rode cijfers ligt voor de hand: het behoeden van nieuwe schulden waar zowel de “klant” als “leverancier” van profiteren. Het is de prijs die betaalt wordt voor het aangaan van verplichtingen en vooral de terechte bescherming waar kredietverstrekkers op moeten kunnen rekenen. Dat heeft niets met privacy te maken maar alles met transparantie bij het maken van financiële afspraken. Door zijn gedrag bepaalt iedere Nederlandse burger zélf of hij opgenomen wordt in het systeem.
Hoe anders is dat bij de opname van vingerafdrukken in het paspoort. Op generlei wijze een vrijwillige keuze en in combinatie met de wetenschap dat praktisch iedere Nederlander een paspoort nodig heeft, een vernuftige methode om de vingerafdrukken van alle ingezetenen vast te leggen. Ongeacht of dit goed beschermd is tegen buitenstaanders of ongeoorloofd gebruik: een fysiek stukje unieke persoonlijkheid is niet meer privaat.
De vastlegging van DNA-materiaal van jeugdige delinquenten wakkert een zelfde soort discussie aan. Vanzelfsprekend is eigen gedrag hier bepalend maar spoort dit niet met de algemene opvatting en basis voor wetgeving, dat kwajongsstreken veelal geen volledig bewuste en doordachte gedragingen zijn. Een wezenlijk stuk privacy, zijnde de bouwstenen van het individu, is na een jeugdzonde mogelijk publiek eigendom.
Onze nationale identificatieplicht, die sinds 1 januari 2005 actief is, zit in het grijze gebied tussen vrije keuze en gedrag. Formeel mogen handhavers van de wet slechts om identificatie verlangen als de situatie daar in alle redelijkheid om vraagt. Er bestaat immers een toonplicht en geen draagplicht. Volgens de wet allemaal keurig geregeld; voor velen gevoelsmatig een nare inbreuk op de privacy.